top of page

Hâskes Joek


Jacobus van Rens is ongetwijfeld een van de meest markante personen uit de Meterikse geschiedenis; hij is in Meterik en daarbuiten beter bekend als Hâskes Joek. Een legendarisch figuur met een geweldige fantasie.


Jakob (Jaak) van Rens, beter bekend als Hâskes Joek, werd op 3 januari 1878 in Meterik geboren. Zijn ouders waren Gerard van Rens en Anna Maria Philipsen. Er waren in het gezin 4 kinderen. Joek had 1 oudere broer, Godefridus/Frits, geboren op 5 september 1873 in Meterik

Van de 2 andere kinderen is niks bekend.

Het beroep van vader was wever.

Ze woonden, zoals dat toen genoemd werd, in ‘Voor America’. Dit gebied was wat nu Americaanseweg, Roothweg, Oude Peeldijk, Speulhofsbaan is, het hele gebied tot Hegelsom. De kinderen zijn al vroeg allebei hun ouders verloren. Joek werd volwassen en hij leerde Sibilla Gijsen uit Maasbree kennen. Haar roepnaam was Billa en ze werd geboren op 12 juni 1879. Joek en Billa zijn getrouwd en ze gingen wonen Op ’t Rooth 2 in Meterik, de weg die nu Pieter Litjensweg heet. Onderstaande foto is genomen toen Joek en Billa 50 jaar waren getrouwd.


Bij zijn huisje had Joek een klein perceeltje grond met fruitbomen en hier verbouwde hij aardappelen en groente voor zijn gezin. Ieder jaar kocht hij een big die met veel zorg werd vetgemest. Als het varken zwaar genoeg was werd het geslacht en ingezouten; dit gebeurde meestal laat in de herfst. Geiten hadden ze voor de melk. Joek was wat men tegenwoordig zelfvoorzienend noemt. Om het huis te verwarmen stookten ze turf die in het dialect kloete werden genoemd. Deze ‘kloete’ ging Joek in het voorjaar steken in de Peel. Hij pachtte (huurde) een perceel van de gemeente in de Dorperpeel. Het was heel zwaar werk, de turf was kletsnat en die natte turf moest men met een turfkruiwagen vervoeren. Vervolgens moest de turf drogen. Water haalde men uit een waterput buiten bij het huis. Met een emmer aan een hefboom haalde men zo het grondwater omhoog. Om het huis te verlichten gebruikten ze petroleumlampen.

Joek en Sibilla kregen 6 kinderen.

Het oudste kind heette Marie (Anna Maria), ze werd geboren op 7 april 1907. Op 23 oktober 1909 werd Anna geboren, op 20 mei 1912 Sjang, op 24 maart 1914 Truy, op 15 september 1916 Driekus en op 10 april 1919 Toon. Op de foto hiernaast v.l.n.r. Sjang, Driekus en Toon

Sjang en Toon zijn jong gestorven; Sjang stierf 25 maart 1942 op 29-jarige leeftijd en een aantal weken later, op 6 mei 1942 stierf Toon op 23-jarige leeftijd. Ze stierven aan wat men toen ‘naate pleuris’ noemde. (Een ontsteking van het longvlies. Het is niet helemaal duidelijk of dit het gevolg was van longontsteking, tuberculose of iets anders.) Hieronder op de foto Sjang en Toon




In hetzelfde jaar, op 1 augustus 1942 voltrok zich een ramp in het dorp Hegelsom. ’s Nachts trokken er vliegtuigen over die zware bommen afwierpen. Bij dit bombardement kwamen 6 personen om het leven, waaronder Marie (Anna Maria), de oudste dochter van Joek en Billa en haar echtgenoot Sjang (Peter Johannes) Saris. Sjang en Marie Saris-van Rens zijn getrouwd op 20 mei 1927. De geboortedatum van Sjang Saris was 09-02-1901.

De drie kinderen van Marie en Sjang, Billa Mathieu en Maria, werden wees en opgevangen door hun oom en tevens buurman Grad en zijn vrouw Lies.

Het was een vreselijk drama.

Het waren de gruwelijke jaren van de 2e wereldoorlog.Joek en Billa verloren in minder dan een half jaar drie volwassen kinderen en een schoonzoon.




Op de foto Marie en Sjang die bij het bombardement om het leven kwamen.


Het hoofdberoep van Joek was schoorsteenveger.

Vanuit de gemeente was men verplicht om eens per jaar de schoorsteen te vegen, en dat vuile werk deed Joek. Er waren in die tijd nog boerderijen met open vuren, met boven de stookplaats een zeer ruime schoorsteen. Als Joek zo’n schoorsteen moest vegen dan klom hij met een ladder een eind de schoorsteen in en met een bezem van berkentakken aan een lange steel maakte hij het roet van de schoorsteenwanden los, dat viel dan naar beneden, deels op de schoorsteenveger. Als Joek dan uit de schoorsteen kwam was hij net Zwarte Piet. Hij deed dit alles voor een zeer matige vergoeding.


Op de dagen dat hij bezig was met schoorsteenvegen kreeg hij meestal op de boerderijen het eten toe, om 12 uur middageten (warm eten) en om 4 uur (16.00 uur.) een broodmaaltijd.

(Toentertijd at men om 16.00 uur brood omdat men de avond-broodmaaltijd pas om 20.00uur of nog later at.) Tijdens deze maaltijden vertelde hij over zijn spannende jachtavonturen want Joek was ook jager en overtrof iedereen met z’n jagerslatijn.


In het boek ‘Die goeie ouwe tijd’ van Sjang Hoeijmakers staat onderstaand stukje:

Joek had een onverwoestbaar goed humeur en met zijn sterke verhalen heeft hij menigeen veel plezierige momenten bezorgd. Hier volgt een van zijn verhalen.


“Ja Hannes”, zei Joek dan, “ík was aan het jagen tegen de grens van Venray en op zeker moment was mijn hond via een brugje over de beek gegaan en zo op Venrays gebied gekomen. Hij joeg een haas op en ik schoot het beestje neer. Mijn hond die anders geweldig goed apporteerde bracht de haas tot aan de beek maar hij verdomde het om de buit over de beek te brengen. Terug lopen naar het brugje was mij te ver en ik besloot om over de beek te springen om de haas te halen. Ik nam een aanloop en sprong over de beek. Met beide handen greep ik het gewas aan de overkant. Mijn voet gleed uit en mijn stevel (laars) liep vol water. Ik trok me omhoog maar kwam tot de ontdekking dat ik me had vastgegrepen aan de nek van een wilde eend die daar nog laat in het seizoen zat te broeden. Ik draaide het dier de nek om en gooide het over de beek. Hierna trok ik mijn stevel uit om het water eruit te laten lopen, en het is bijna niet te geloven Hannes maar uit die stevel kwam een kanjer van een snoek”

Zulke verhalen vertelde Joek aan een stuk door.


Jagen was ook noodzaak om bij te dragen in het levensonderhoud van zijn gezin.

Hij werd zoals men dat toen noemde ‘broodjager’. Het jagen was zijn nevenberoep, wild was er toen in overvloed en een jachtakte kostte maar enkele guldens en de patronen voor het jachtgeweer een dubbeltje. (10 guldencenten.) Maar om de kosten te drukken nam Joek de gebruikte patroonhulzen weer mee naar huis, zette er een nieuw slaghoedje op en deed er een portie kruid en hagel in, dan was de kostprijs maar 5 cent.

Soms werd er meer kruid dan de voorgeschreven hoeveelheid in gedaan dan droeg het geweer verder. Dit was niet helemaal zonder gevaar.


Door de jacht is ook zijn bijnaam ‘Hâskes (Haaskes) Joek’ ontstaan.

Hij beweerde dat hij net zo hard kon rennen als een haas en dat hij een vis kon vangen met z’n handen. Hij was supersnel.


Joek was ook imker en bij zijn huisje stond een bijenstal met meerdere korven met bijenvolken die voor honing zorgden. Over de bijen kon hij ook spannende verhalen vertellen. Zo vertelde hij dat hij op een zonnige dag onder de beukenhaag lag te slapen bij zijn bijenstal. Toen hij wakker werd hing er een bijenzwerm boven zijn hoofd in de haag. Joek zette er een lege korf bij en ging weer slapen. Toen hij wakker werd zaten de bijen in de korf!


Ook vertelde hij dat niet alle bijen staken. Er waren er bij die “niet staken maar een haartje uit je arm trokken”!


De jaren verstreken, de dochters Anna en Truy en zoon Driekus gingen trouwen en verlieten Meterik.


Joek en Sibilla werden grootvader en grootmoeder.

Staand v.l.n.r. Schoonzoon Jan en dochter An (uit Eindhoven), dochter Truy, zoon Sjang, zoon Driekus, zoon Toon, schoonzoon Sjang en dochter Marie.

Zittend: Vader Joek, die kleinzoon Mathieu vast houdt, moeder Billa en daarnaast staand kleindochter Billa


Het feit dat Joek in zijn loopbaan als schoorsteenveger bij menig dorpsgenoot letterlijk wel eens roet in het eten had gestrooid veranderde hier niks aan.


Voorafgegaan door bruidjes in het wit die het paar met een krans omringden begaf het gouden paar zich te voet richting kerk. Joek moest zijn ‘grote looppas’ die hij ondanks zijn leeftijd nog altijd had, in deze feestelijke stoet wel aanpassen.


Na de Heilige Mis begaven de feestelingen zich naar de Bondszaal waar het feest werd voortgezet met als hoogtepunt dat de gouden jubilarissen samen de Veleta dansten, net als in hun jeugdjaren.


Joek en Sibilla zijn Op ’t Rooth blijven wonen totdat Joek overleed; hij is 2 jaar ziek geweest en thuis overleden op 30 december 1955, hij was 77 jaar oud.

2 januari 1956 is hij begraven op het RK kerkhof in Meterik, dicht bij de graven van zijn 2 zoons.


Sibilla heeft daarna hun huisje Op ’t Rooth verlaten en is ingetrokken bij haar zoon Driekus en schoondochter Schans Nelke (Nelke Smits uit d’n Afhang) en hun zoon Toon. Zij woonden op de Meterikseweg in “de ermehuuskes’ (de armenhuisjes; dit waren heel kleine huisjes, een lang smal gebouw waar 4 gezinnen in woonden. Deze huisjes stonden waar nu huizen met huisnummers 106 en 108 staan.)


Het huisje en de grond werden verkocht aan de buurman Grad Hermans.

Later is Sibilla bij haar dochter Trui in Swolgen gaan wonen en hier is ze gebleven tot haar overlijden in 1965 op 23 augustus; ze werd 86 jaar oud. Op 25 augustus is ze in Swolgen begraven.


Op de foto v.l.n.r.: kleindochter Billa, (dochter van An Dulk,- van Rens), Sibilla van Rens – Gijsenmet op haar schoot haar achterkleinkind Anneke, rechts dochter Anna Dulk – van Rens


Hâskes Joek, een legendarisch figuur met een geweldige fantasie. Ondanks zijn bewogen leven bleef hij altijd positief. Een goede verteller moet zijn verhaal ook spannend houden en dat kon Joek wel.

Joek en Sibilla zijn naar Schotland geweest om turf te steken. Frits, een oudere broer van Joek, ging ook als turfsteker naar Schotland. Hij leerde daar zijn latere vrouw Alice Litherland kennen.


Joek vertelde: “Toen de boot vanuit Rotterdam de zee op voer, stak er een hevige storm op. De kapitein wilde omkeren maar ik zei: “Door varen, je hoeft niet bang te zijn!”. Maar de kapitein keerde toch om!!”

Hij kon er een spannend verhaal van maken waarbij fantasie en werkelijkheid vaak in elkaar over liepen…!!!

336 weergaven3 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
  • Facebook
  • Youtube
bottom of page