top of page

Een terugblik……Sefke en Trui uit Meterik

Af en toe komen we een oud krantenartikel tegen dat leuk is om nog eens te lezen.

In het Dagblad voor Noord-Limburg van maandag 13 april 1981 lezen we een artikel uit de rubriek ‘“N Blauwe Maandag in Noord-Limburg’ met als ondertitel ‘Theo Vliegenberg en Toon Willemsen op bezoek bij bekende en onbekende mensen in Noord-Limburg’.

Deze week: Sefke en Trui uit Meterik. Hieronder het artikel.



Even voorstellen: De heer en mevrouw Van den Heuvel-Vissers, het oudste echtpaar van Meterik. In de volksmond beter bekend als Heuvel Sefke (tachtig jaar) en Trui (drieëntachtig). Levenslustig als een jong stel en een levenswijsheid waar je “U” tegen zegt. Twee gelukkige mensen die zich mogen verheugen in een goede gezondheid, waarvan ze volop gebruik maken door allerhande activiteiten te ontwikkelen. Sefke en Trui kunnen terugzien op een mooie tijd, waarin hard werken centraal stond. Bijna drieënzestig huwelijksjaren hebben ze erop zitten, die worden gekenmerkt door tevredenheid. Nu genieten ze van een welverdiende rust, die ze overigens betrekkelijk hebben gemaakt door al hun activiteiten.


Ze wonen aan de Pastoor Notermansstraat, waar ook de lagere school staat. Het beeld van de straat wordt voor een groot deel bepaald door de schooljeugd. Sefke en Trui blijven er jong door. Zoals ze zich in huis ook jong blijven voelen te midden van de vele foto’s van de kleinkinderen. Maar lang niet altijd zijn ze thuis. “Ôs moe is weer schuupe” zeggen de kinderen vaak. En dat geldt ook voor Sefke.


Als ik Trui vraag of alles goed is met haar, reageert ze prompt: “Dat denk ik”. Het gaat heel goed. Uitstekend mag ze wel zeggen. “En met Sefke ook” voegt ze er in één adem aan toe. Sefke knikt. Zoals hij tijdens het gesprek nog vaak zal knikken als Trui haar verhaal vertelt en meteen ook maar de belevenissen van Sefke uit de doeken doet. Trui is het kompas waarop het echtpaar vertrouwt, zal Toon later in het gesprek opmerken. Trui vindt dat ook. En Sefke, och, hij lacht maar eens. “As ’t mar dreit”, merkt hij op. Ja, het gaat goed met de echtelieden. In augustus zijn ze drieënzestig jaar getrouwd. Allebei nog helemaal gezond. En nu op naar de vijfenzestig huwelijksjaren. Dan is er weer feest. “Ons hele leven is een feest geweest”, vindt Trui. “Toen we trouwden, toen we 25 jaar, 40 jaar, 45 jaar, 50 jaar, 55 jaar en 60 jaar waren getrouwd. Toen ik tachtig werd en toen Sefke tachtig werd” somt ze enkele feestelijke gebeurtenissen op. “Man, we hebben een heel kapitaal verfeest”.


Maar de tachtig jaar waarop Sefke kan terugzien en de drieëntachtig levensjaren van Trui hebben ook bestaan uit hard werken. Sefke werkte in de bossen waar de vader van Trui boswachter was. Hout kappen: tien jaar lang. En later in de Peel turf steken. Dat werken buitenshuis gebeurde in de winter. ’s Zomers was Sefke thuis op zijn eigen gemengd bedrijf. In de winter had Trui de zorg over de kippen en de varkens. En de zes kinderen van wie er nog vijf in leven zijn.


Dat harde werken volgde op een periode waarin Sefke, als vrijgezel nog, volop smokkelde. Met onder andere de broer van Trui, door wie hij zijn aanstaande bruid leerde kennen. Het smokkelen: Sefke kan er alles van vertellen. En Trui nóg meer. Het speelde zich allemaal af in de Eerste Wereldoorlog toen in Duitsland een tekort was aan alles. Het begon met zeep: “Ik had een vriend in Rotterdam en die kocht daar zeep bij een groothandel. Dan kwam hij met de trein deze kant uit. Tussen wachtpost dertien en veertien moest de trein inhouden voor het signaal. De Rotterdammer liet dan de kisten uit de trein vallen. Verdorie, de zeep vloog je om de oren. De hele handel werd dan naar het Pruisisch gebracht”, vertelt Sefke. Hij verhaalt van de boottochten over de Maas bij Lottum. Eerst stiekem met het bootje van de veermaan, later met een eigen boot. “Ze hebben me nooit te pakken gekregen”, klinkt het trots uit zijn mond. Trui maakt van het gegrinnik dat Sefke op zijn woorden laat volgen gebruik door de draad op te nemen. “Er werd van alles gesmokkeld: olie, zeep, koffie, spek, garen. Per tocht kregen ze vijfentwintig gulden, dat was veel in die tijd”.

Sefke legt uit hoe destijds garen over de grens werd gesmokkeld. “Je deed een of meer strengen in je hoed en de rest ging in de fietsbanden. Als je anderhalve kilo had, dan had je zat verdiend”.

Later toen de controle strenger werd, kwam Sefke met een tegenzet. “We gingen zogenaamd in Duitsland in de bossen werken. Je had een zaag aan het stuur van je fiets en je had ‘aetmiete’ bij je: emmertjes waarin soep werd gedaan. Maar wij hadden onder dat laagje soep de emmertjes vol spek.” Hij herinnert zich hoe ze elkaar na hun tochten troffen bij ‘Mam’ aan de Maas in Broekhuizen: het stamcafé. “Als het laat werd zei ‘Mam’ altijd: “Ik ga naar bed. Zorg maar voor jezelf en betaal morgen maar.”


Een schot in het Witveld maakte een einde aan de smokkeltochten. Een van de kameraden van Sefke werd gedood en de rest hield het avontuur voor gezien. Bovendien liep de oorlog op een eind en was er daarna niet meer over de grens te komen. Sefke denkt nog met zichtbaar plezier terug aan die tijd, waarin hij allerlei commiezen te slim af was. “Och, er waren zoveel mensen die smokkelden. De grote heren smokkelden het hardst. Die deden het per wagon”.


Je moet de hemel op aarde maken.

Na het leven in weelde volgde de armoe van de crisisjaren, maar Sefke en Trui kijken er op terug met een glimlach. “Het was een fijne, harde tijd” vindt Trui. “De mensen waren content, er was geen jaloezie. Nu zeggen ze: “Jij een fijn bankstel, dan ik een mooier”.”

Toch houden Sefke en Trui ook van deze tijd. Ze genieten van het leven. Ze hebben hun volkstuintje en Sefke gaat bovendien naar de tuinderij van zijn dochter om wat te klungelen, zoals jij dat noemt. En als het mooi weer is gaan ze fietsen. Naar Tienray bijvoorbeeld. Bidden bij Ons Lief Vrouwke en dan via Swolgen, Broekhuizen, Lottum en Melderslo weer naar huis. “We maken graag grote tochten”, merkt Trui op. En ze geeft een opsomming: “Deurne, Venray, Ysselsteyn, Blerick, Well”.

Ze vertelt van het bejaardenkoor, waarvan ze lid is. En van het alle weken gaan kaarten. En ze noemt natuurlijk haar grote hobby: breien. Dertig paar sokken heeft ze de laatste tijd gebreid. Of dat voor Toon en voor mij ook kan? Waarom niet?


Trui praat honderduit. Over allerlei dingen, omdat alles haar interesseert. Sefke lacht en knikt. “Zeg jij het maar voor mij mee”, grapt hij. En Trui vervolgt: “Je moet zelf iets van het leven maken. Anderen doen dat niet voor je. Je moet de hemel op aarde maken. Wij hebben een fijne tijd. De huisarts heeft eens tegen onze schoonzoon gezegd: “Ik ken geen gelukkiger paar in Meterik dan Sefke en Trui”.




315 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
  • Facebook
  • Youtube
bottom of page