top of page

Bakkerij Litjens

  • Foto van schrijver: Heemkunde Meterik
    Heemkunde Meterik
  • 7 aug
  • 11 minuten om te lezen

Meterik telde en telt veel bedrijven, maar het aantal winkels is drastisch gedaald.

In het verleden telde Meterik o.a. bakkers, een slager, schilderswinkels, meerdere kruidenierswinkeltjes, een winkel in huishoudelijke artikelen, een fietsenwinkel enz.

Heemkunde Meterik is gestart met het in kaart brengen van de Meterikse middenstand en we streven er naar om de winkeltjes en winkels van voorheen voor het voetlicht te brengen.


ree

Jacques Litjens, de ‘neejen bèkker’

Jacques werd op 24-04-1907 geboren in het huis van smid Verbruggen, gelegen aan de Schoolstraat in Horst. Vandaar zijn bijnaam ‘Haks smitte Piet ziene Jac’.

Toen Jac 9 jaar oud was is zijn vader door een ongeluk om het leven gekomen; hij werd door een postbode omver gefietst en is aan een inwendige bloeding in het hoofd overleden. Moeder bleef achter met 4 jonge kinderen: Marie, Nel, Bets en Jac.

Later hertrouwde de moeder van Jac met Helm (Willem Pieter) Jeurissen, een weduwnaar die op 19 februari 1951 overleed. Moeder Litjens overleed op 31 augustus 1952.


Heden overleed tot onze diepe droefheid na een langdurige ziekte, tijdig voorzien van de laatste H. H. Sacramenten, onze geliefde Moeder, Behuwd en Grootmoeder JOHANNA WAGEMANS Weduwe van Willem Pieter Jeurissen eerder weduwe van Pieter Jacob Litjens in de ouderdom van 80 jaren. Wij bevelen de ziel van de dierbare overledene in Uwe godvruchtige gebeden aan.


De diepbedroefde fam.

Hilversum:      Fam. Meijer-Litjens

America:         Fam. Fucks-Litjens

Meterik:           A. M. Litjens

Fam. Litjens-Vervoort

Meterik, 31 Aug. 1952

De lijkdienst en begrafenis heeft plaats a.s. Woensdag te half tien in de parochiekerk van St. Jan Evangelist te Meterik.


Wim Litjens, de zoon van Jac, weet zich het verhaal te herinneren dat zijn vader vroeger per ongeluk in een bak heet water terecht kwam. Daar werd het ijzer in gekoeld nadat het in het vuur gelegen had; het ijzer moest krom worden gebogen om over het houten karwiel te leggen. Daarbij is Jac zijn been ernstig verbrand en moest hij naar het ziekenhuis. Daar wilden de artsen het been van Jac amputeren, wat moeder niet wilde, en gelukkig is het na een lange ziekenhuisopname goed gekomen.

 

Jac Litjens heeft vroeger bij bakker Steegs (toentertijd bakker op de Veemarkt in Horst) gewerkt in de bakkerij.

Maar Steegs had er ook een boerderij bij. Daarom ging Jac, voor hij in de bakkerij ging werken, naar de veiling om de groenten weg te brengen. Ook in Geleen heeft Jac in een bakkerij meegeholpen. Daar ging Jac op maandagochtend op de fiets naar toe en in het weekend fietste hij weer naar Meterik terug. Bij Harry Fuchs in America werkte Jac ook mee in de bakkerij; Harry Fuchs was zijn zwager, getrouwd met Bets, de zus van Jac Litjens.


ree

In zijn jeugdjaren was het hard werken geblazen maar Jac genoot ook van het leven. De foto hiernaast is daarvan een stille getuige: lang voordat in Meterik carnaval werd gevierd ging dit viertal tijdens de carnavalsdagen wel eens naar Venlo om daar ‘lol te maken’, getuige het bordje ‘Leve de lol’.

Staand van links naar rechts: Bert van Rengs (Pieten Bert) uit Meterik en Driessen uit Hegelsom (Dooren Jep of zijn broer?)

Zittend v.l.n.r.: Wim Litjens uit America en Jac Litjens (de neejen bèkker) uit Meterik.

 

Jac kreeg een relatie met Maria Vervoort, geboren op 22-02-1905 en samen trouwden ze op 27-2-1933. (hieronder de trouwfoto van Jac en Marie).

Jac wilde heel graag een eigen bakkerij beginnen en ging kijken in Veulen. Een bestaand pand, maar er was een café bij. Marie, de vrouw van Jac, wilde er liever geen café bij en de zoektocht ging verder.


ree

In Hegelsom kwam ook een stuk grond vrij, maar op dit stuk stonden nog aardappelen en de ‘stieve jas’ Geurts wilde het pas verkopen als de aardappelen van het land waren en daar kon Jac niet op wachten.

Toen mocht hij het stuk grond naast het huis van zijn stiefvader kopen op Crommentuijnstraat 35 in Meterik. Moeder en stiefvader woonden in het huis op Crommentuijnstraat 37 waar momenteel (2024) Ben en Andrea Baeten wonen. Voorheen woonde daar Marie Litjens, dit was de zus van Jac, met haar moeder en stiefvader. Marie Litjens had de bijnaam ‘Jeurissen Marie’.



Bij die woning werden vroeger ook eieren gebracht om te schouwen. Toen zij ermee stopten brachten de boeren de eieren naar Bos (Tieskes).

 

In 1933 is Jac, samen met Marie, met de bakkerij annex kruidenierswinkel begonnen. Jac werd ‘de neejen bèkker’ genoemd omdat er in Meterik al een bakkerij gevestigd was, bakkerij Tacken aan de Sint Jansstraat (die daarna ‘d’n alden bèkker’ werd genoemd).

Jac was bakker en Marie runde de winkel. Daarbij droeg Marie altijd een witte schort.

Op de foto Jac Litjens in de bakkerij.
Op de foto Jac Litjens in de bakkerij.

Jac bezorgde ook bij zijn klanten; hij ging rond met een bakkerswagen waar een paard voor gespannen was en vervoerde op die manier zijn  bakkersproducten. Het paard stond bij moeder en stiefvader Jeurissen (toen Meterikseweg, nu Crommentuijnstraat 37) op stal.

Het achterste gedeelte van het pand waar Jac en Marie woonden en waar de bakkerij was gevestigd was jarenlang in gebruik als opslagruimte voor de grondstoffen, voor het hout en voor de briketten die gebruikt werden om de oven te stoken. De eerste oven werd met hout gestookt. Later werd de oven ook gestookt met briketten totdat er omstreeks 1961 een elektrische oven kwam. Toen werd het achterste gedeelte van het pand bij de bakkerij getrokken en werd er een banketkelder gemaakt die er eerst niet was. In de banketkelder werd het banket gemaakt en werd het roggebrood gesneden.

 

Voordat vroeger een brood aangesneden werd was het gebruikelijk om met het broodmes een kruisteken over het brood te maken om God te danken. Ook werd vaker het brood gesneden door het met een hand tegen de borst aan te houden en met de andere hand te snijden (dus niet op een snijplank).

 

Zoon Wim herinnert zich dat vader Jac vroeger met paard en wagen langs de deur ging en dat omstreeks 1948 in Venlo de eerste bestelbus gekocht werd, een groene Morris. (Zie onderstaande foto waarbij de groene Morris bij de bakkerij staat. Voor de winkel staat een fietsenrek; de meeste klanten kwamen op de fiets.)

ree

Foto: het gezin Litjens achter het huis: v.l.n.r. zittend op de bank: Jac, Marie, dochter Jo, zoon Wim, vooraan gehurkt v.l.n.r.: Frans, Lowie
Foto: het gezin Litjens achter het huis: v.l.n.r. zittend op de bank: Jac, Marie, dochter Jo, zoon Wim, vooraan gehurkt v.l.n.r.: Frans, Lowie

Jac en Marie kregen 4 kinderen: dochter Jo en de zonen Wim, Frans en Lowie. Daarnaast kregen ze twee kindjes die op jonge leeftijd overleden zijn.


Een aantal jaren heeft bèkker Jac hulp gehad van bakker Jan Linskens uit Oirlo die bij hem in loondienst was, maar toen Jan Linskens zijn vader verongelukte moest Jan thuis komen werken. Soms, als Jac om hulp verlegen zat, moest zoon Wim met de fiets naar Oirlo fietsen om te vragen of Jan kon komen helpen want in die jaren was er nog geen telefoon.

 

In het boekje ‘Twaalf bakkers en twee bakkersdochters’ dat in 1978 werd uitgegeven door het Genootschap voor de Bakkerij/Het Nederlands Openluchtmuseum staat van blz. 119 t/m blz. 132 een uitgebreid interview dat is afgenomen met bèkker Jac (P.J.J. Litjens) en A. J. Steeghs uit Horst waar Jac als knecht heeft gewerkt. Het interview werd op 14 juli 1977 afgenomen door J. Voskuil.

Hieronder leest u enkele citaten van bèkker Jac uit dit boekje.

 

“Vroeger waren er in Horst hoofdzakelijk boeren, boeren en tuinders. Er waren nog veel boeren die zelf bakten, die hadden zo’n bakoven. De tuinders deden niet zelf bakken, die kochten het brood. Een bakker kon niet bestaan, die was er boer bij en kastelein….”

 

“Toen ik hier in Meterik begonnen ben, heb ik de eerste week de mensen nagelopen. Maar vanaf die tijd heb ik nooit niemes nagelopen. Ze zijn allemaal vanzelf gekomen. De mensen zo goed mogelijk bedienen….”

 

“Ik woonde in Horst misschien drie minuten van de bakkerij van Steeghs af. Ik heb vaak het deeg dat mijn moeder maakte naar de bakker gebracht, dat was vroeger zo. We waren thuis met vieren. Ik als zoon en drie dochters. Toen ik nog maar negen jaar was is mijn vader met de fiets verongelukt en toen stond mijn moeder er alleen voor. In de klas op school hing zo’n grote plaat, van een bakker aan het werk. En toen was de schoolmeester daar een keer over aan het vertellen en alles, toen dacht ik ja, dat wil ik ook doen. Nou en toen ik van school af kwam toen is Steeghs zelf komen vragen of ik bij hem kwam werken. Die wist dat ik het wel wilde.” Waarop Steeghs aanvult: “Ja, je vader was smid maar jij wou niet smid worden, jij wou bakker worden. En toen is je vader gestorven en toen kwam Wagemans, die was toeziend voogd, die kwam later op een zaterdagavond bij ons en zegt, der Jacques die zou dan bakker wurden. Nou laten we het maar doen hè. Jacques die kwam bij ons. En dat ging heel goed. Die jongen die moest doen wat er te doen was, waar. Je laat vanzelleves zo’n jongen niks doen wat ze niet kunnen. En ook niet boven hun macht. Maar je moeder die had dat eigenlijk niet goed begrepen. En toen komt die een keer bij ons en zegt, “Steeghs”, zegt ze, “ik moet oe toch efkes spreken”, zegt ze. “Onze Jacques die is nou hier en het is hier goed, maar ik meende toch dat hij toch wel wat hard moet werken bie oe”. Ik zeg: “Maar vrouw Litjens, hoe kunde dat nou toch zeggen hè. Ik heb hier niemand neudig die zich hier kapot moet werken hè” Ik zeg: “maar als gie ervan overtuugd bent dat ie te hard moet werken, dan pakt ge hem zo bij zijn handje vast en, neem hem maar gerust mee”.…. Wette gie dat nog?

Waarop Jac Litjens antwoordt: “Ja goed, ja goed”.

Steeghs gaat verder: Ja, nee, en toen kwam die voogd er nog bij en die zegt: “nee, nee”, zegt ie, “dat geet niet, hij blijft hier!” En toen ben je nog drie jaar bij mij geweest. En we hebben het altijd heel goed kunnen vinden, want ik heb nooit een betere jongen gehad. Afgelopen uit.

 

Jac vertelt:

Nou zeggen ze, je hoort de jeugd dat wel zeggen, laat ze die plussers maar opruimen. Maar wij, wij hebben wel verdiend dat we nou een goeie oude dag hebben. Wij hebben ervoor gewerkt….. de jeugd werkt er niet meer voor, ze krijgen het toegeworpen. Wij hebben er voor moeten werken, echt waar…..

Want dat zal ik oe es vertellen, in vierendertig ben ik begonnen en dan bakte ik eerst twee keer wittebrood. Dan ging ik venten en ’s avonds om zeven uur terug. Dan de brooddeeg en de roggebrood mengen, op de hand en dat ging om twaalf uur de oven in. Mijn vrouw die haalde om drie uur ’s nachts dat roggebrood eruit, want ik moest blijven slapen, ik moest om vijf uur weer beginnen. En dan had ik tweeënvijftig keer vijf centen verdiend. Tel uit je winst. Tweeënvijftig keer vijf cent…… wat hebben wij voor niks gewerkt, hè.

 

Maar toen begon die zaak te lopen en na een jaar heb ik een bediende gekregen en toen hoefde dat niet meer. Toen moest mijn vrouw toch nog wel het brood uithalen, maar dat was dan ’s middags. Want dan bakten we eerst twee keer brood en dan het roggebrood er achteraan en dan gingen de bediende en ik de baan op. Maar vroeger begon ik pas aan het roggebrood als ik thuis kwam, ’s avonds…. Als ik het wittebrood gevent had.

 

Vroeger thuis, toen ik klein was, was roggebrood het hoofdvoedsel. We kregen alleen ’s zondags wittebrood, wek zeiden we daar tegen in Horst, wek. Dat was zo vijfenzeventig procent tarwemeel en vijfentwintig procent tarwebloem. Maar roggebrood was zuiver roggemeel en dat werd toen het meest gegeten.

Roggebrood is heel veel verminderd. Ik heb een bakkerij, daar zit alles in, de vloerbakkerij, witbrood, beschuit, roggebrood, de hele bliksemse boel. Maar de jeugd eet haast geen roggebrood. Het is nou hoofdzakelijk meer op tarwebrood overgegaan. En dat is allemaal gekomen door reclame op plaatsen, maar ook door bejaardenverenigingen die allemaal bijeenkomen. En de medische dokters, die dat zeggen hè, dat tarwebrood gezonder is als wittebrood. En dat is ook zo. De mens mot de zemelen hebben en in wittebrood daar zit gene zemelen in. Zemelen daar zitten vitaminen in, ook voor jongeren, voor ieder mens is dat. Vooral voor zittende mensen. Als er geen wittebrood was, dan waren er heel wat minder mensen in het ziekenhoes. Ik eet altied roggebrood en tarwebrood, nooit geen wittebrood. Nooit!

Maar vroeger was het allemaal roggebrood met spek, het hoofdvoedsel zal ik maar zeggen. Maar dat is er allebei niet meer. De jeugd wil niemes geen spek. Maar ik heb iedere mergen, vanaf dat het kouder begint te worden tot april, mei toe. Iedere mergen gebrooien spek en ’s avonds ook nog gekookt spek. Maar dat is niet meer. En trouwens, het is niet meer lekker ook niet, allemaal dat kunstmatig, dat eenzijdig voeren…… die verkens is het niet meer, het is ook een ander soort varken tegenwoordig.

 

Maar wat we vroeger wel hadden soms, dat was slechte bloem. Nou is dat allemaal beter. Als we slechte bloem hadden haalden we natuurlijk slecht brood uit de oven. Tegenwoordig komt dat allemaal van de fabrieken, dat is altijd constant. Als je vroeger een hete zomer had, nattigheid en broeierig, dan begonnen die korenaren te schieten, ja en daar konde geen brood van maken. Daar zat genen bakaard meer in en dan kreegde daar zo’n gebogen donkere streep, een waterstreep in. Rim, zeggen ze hier, dat was precies leer. Maar nou kunt ge precies alles maken. Vroeger toen je geen thermometers had toen was het met die degen zo, dan waren ze wat te warm en dan moeste vlug zijn, ze vlug weg werken. En dan moeste goed op de oven letten met die takkenbossen. Nou staat alles aangegeven. Ge draait maar een knopje, dan hoef je niet meer naar die oven te kijken. Maar toen moeste overal alles in de gaten houden. Toen was het dag en nacht werken en nou is het acht uur werken…..

Ze hebben nou wat uitgevonden, ze maken ik zal maar zeggen vandaag dat deeg en dat rijzen dat gaat allemaal automatisch, vanzelf wordt dat geregeld in die kasten. En ’s morgens komen ze en dan is die deeg al klaar. Ze hoeven maar te komen en dan kunnen ze direct beginnen te bakken! Techniek.

 

Je moet ook secuur wezen hè. Want die van de warenwet uit Nijmegen die zeggen, Litjens heeft altijd hetzelfde brood. Dat heb ik ook, dat geet mie nooit mis. Maar ik zie ook secuur erop met die meters waarover ik verhaalde. Met die temperaturen, daar leet alles aan gelegen. Temperatuur, tijd en toevoegingen. Ik heb zoveul hulpen gehad met de feestdagen en zo, maar dan zag je die hulpen elkaar zo scheef aanzien: zo heb ik er nog nooit ene gezien. Dat moet allemaal op het minuut. Op het minuut.

Of ge nou vief minuten dat brood er eerder indoet, in den oven, of vief minuten te laat uithaalt, maakt alweer verschil. Ik doe alles zoals het moet. En nou zeen er bakkers die meer willen slapen hè. Ze beginnen niet om drie uur maar pas om vier uur en toch op dezelfde tied dat brood gaar. En dat geet niet hè, dat geet niet! Gerezen brood is geprezen brood, zeggen ze, dat moet allemaal zijn tijd hebben.

 

Ik heb nooit niks gekocht als het neusje van de zalm. Ik moest wat goeds hebben anders hoefde ik het niet. Goedkoop is duurkoop. Ik heb die diepvries gekocht en toen kostte die nog tegen de dertienduizend gulden. Ja, daar ging je wel eens een nachtje over slapen. Ik ben een dag naar Wageningen geweest, naar die bakkerijschool. Daar gaven ze er inlichtingen over, het was daar in Wageningen tot het uiterste uitgeprobeerd zal ik maar zeggen. Ik heb geloof ik nu al  tien jaar diep. Het moet er goed inkomen, dan komt het er ook goed uit. Want diepvries maakt niets beter, houdt het wel goed. Vele bakkers hebben het zelf bedorven, die bakken en bezorgen en kwamen terug: brood in de diepvries. Brood dat moet er allemaal bloedwarm inkomen. Bloedwarm en vlug ontdooien, dan is het niet van vers te onderscheiden.

 

Vroeger was je de hele dag open. Van ’s morgens vijf tot ’s avonds elf was je open. Ik heb gehad, hier ’s morgens om vijf uur, die boeren – dat is niet meer – maar toen hadden ze twee koeien, een ander drie koeien en als die ’s morgens naar de weide gingen, dan kwamen ze eerst hier een pakje brood halen. Je was dag en nacht open als je er was. En toen is die arbeidswet gekomen. Toen moesten we acht uur werken natuurlijk. Och, dat was er bij ons niet bij hè. Daar waren we niet in opgevoed.

 

Bovenstaande citaten zijn uit het boekje ‘Twaalf bakkers en twee bakkersdochters’ dat in 1978 werd uitgegeven door het Genootschap voor de Bakkerij/Het Nederlands Openluchtmuseum.


Jac en Marie achter hun huis op de Crommentuynstraat
Jac en Marie achter hun huis op de Crommentuynstraat
 Jac Litjens overleed op 14-11-1995
 Jac Litjens overleed op 14-11-1995
Marie Litjens-Vervoort is overleden op 13-08-1975
Marie Litjens-Vervoort is overleden op 13-08-1975

 

Comments


  • Facebook
  • Youtube
bottom of page