top of page

JEU BILLEKENS OOST-INDIË-GANGER


Jeu Billekens

St. Jansstraat 17a

5964 AA Meterik

Geb. dat. 08-04-1925.


1925

Jeu Billekens werd geboren op 8 april 1925 te Meterik



1941

De jongens die geboren waren in 1925 waren de eerste groep jongens die verplicht in militaire dienst moesten, daarvoor ging men vrijwillig in militaire dienst.

1942

Op 24 maart 1942 overlijdt Jeu zijn vader op 56 jarige leeftijd aan wat werd gezegd ‘natte pleuris’. Jeu komt uit een gezin van 6 kinderen Gon, Leen, Ben, Pieter, Jeu en een kindje wat op jonge leeftijd is overleden. De broers Ben en Pieter zijn beide op jeugdige leeftijd overleden.


1945

Ging de eerste lichting soldaten naar Oost-Indië.


1946

Omdat Jeu Geurts, de man van Gon Billekens [zus van Jeu Billekens], bij de familie Billekens inwoont moet Jeu Billekens in militaire dienst op 1 juli 1946. Anders had Jeu niet in militaire dienst gehoeven. Jeu is gelegerd in de Ernst Casimir Kazerne in Roermond. De Ernst Casimir kazerne lag waar nu in 2017 het Outlet Centrum van Roermond ligt. Jeu werd met ruim 800 andere soldaten uitgezonden naar Oost-Indië en vertrok 15 oktober 1946 op het schip ‘de Kota-baroe’ en kwam aan op 17 november 1946 in Makassa op Zuid–Celebes en zat in bataljon 3-11-RI. Iedere soldaat had zijn eigen plunjezak mee. Het hele bataljon kreeg een spoedcursus bewakingsbataljon. Bij deze zeereis werden bijna alle soldaten ziek m.n. in de Golf van Biskaje. De meesten waren 3 dagen flink ziek. Jeu vertelt dat er veel soldaten over de reling hingen om te braken en dat de soldaten heel goed op moesten letten voor het dek boven je. Waar deze zeeziekte vanaf kwam wist men niet, wel werd verteld dat kinderen dit niet kregen. Ook waren de inentingen verplicht voor de pokken, dit om door het Suezkanaal te mogen varen. Bij aankomst kwam Jeu in een stenen gebouw terecht, buiten de stad en niet in een tentenkamp, op Zuid-Celebes. Daarna werd de groep verspreid. Jeu kwam op Tarakan ,een klein eiland voor de kust van Zuid-Celebes. Hoe groot het gebied was dat Jeu moest bewaken kan Jeu niet zeggen. Hij zou voor 2 jaar vertrekken maar het werden 40 maanden. Er gingen meerdere Meterikse jongens naar Oost-Indië, alleen Jeu ging vanaf Roermond. De andere jongens waren 8 mei 1946 al in militaire dienst gegaan en gelegerd in Maastricht en behoorden bij het gevechtsbataljon. Deze militairen vielen onder nummer 3-14-RI: Hay van Rens, van Hese Mien ziene Grad (hij is geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland), Mooren Toon, Alme Lei (Janssen), Alards Piet, Schoester ziene Piet (Hermans). De Meterikse soldaten werden door middel van een brief van de overheid op de hoogte gebracht dat ze naar Oost-Indië moesten. “Dit was vanzelfsprekend, men geloofde toentertijd alles wat men zei, we wisten niet beter”, zegt Jeu. Op 18 jarige leeftijd werd men gekeurd voor militaire dienst. Kwam je uit een groot gezin dan was de kans groot dat er meerdere van het gezin in dienst moesten. Jeu zat bij het bewakingsbataljon, het bewaken van B.P.M. Batavaan Petroleum Maatschappij (oliepompen, een soort jaknikkers). Dit eiland van B.P.M. lag op het eiland Tarakan, dit is een klein eiland voor de kust van Borneo. De B.P.M. werd bewaakt en de soldaten werden maandelijks gewisseld. Deze company, een onderdeel van een bataljon, bestond uit een korporaal, sergeant en ongeveer 10 soldaten. Het was dan een nacht varen van het eiland naar de ligplaats. Bij aankomst in Oost-Indië had het een half jaar niet geregend, wat betekende dat er een dikke laag stof lag en de soldaten dikwijls hun schoenen moesten poetsen. Zij moesten alles zelf schoon houden en of alles goed schoon was werd steeds gecontroleerd. Wat Jeu ook opviel was, dat de mensen onder vlooien zaten toen zij aankwamen. De een zat bij de ander tussen de benen en die zat op het hoofd de vlooien eruit te halen. In de vrije tijd gingen de jongens volleyballen, wat de soldaten daar leerden. De soldaten kregen rijst te eten die uit de algemene keuken kwam en voor de Nederlandse soldaat onbekend was. De rijst werd tegen de barakken van de leiding gegooid, want zij wilden ”gewoon” eten hebben. Meer dan de helft van de soldaten ging bij dan bij ‘de chinees’ eten: eloor mata sapi (spiegelei). Of er met de boot ook voedsel meekwam weet Jeu niet. Ook kreeg men soms ei te eten, maar dan kreeg de leiding een kippenei en de soldaten een eendenei. Het eendenei moest veel langer gekookt worden en was dan blauw van kleur. De Oost-Indische mensen waren niet afstandelijk. Taal was moeilijk te leren, wel was er een boekje, maar de bewoners spraken het dialect. Ook waren er veel onderlinge bendes. Dit merkten ze als ze ‘s avonds op het kamp waren en in de bergen soms flink werd geschoten door de bendes. Op Tarkan konden de soldaten zonder geweren rond lopen, op Celebes en Java kon dit niet. Op Java was de commandant van Jeu in handen van de bendes gekomen en heeft daarbij een verschrikkelijke dood gehad. Toen dit gebeurde lag Jeu in het ziekenhuis met dysenterie en werd daags erna ontslagen.


1948

Rond de Kerst is Jeu is zelf ook in een gevecht terecht gekomen bij een politionele actie van Soehartoe toen commandant, later is hij president geworden. Daarbij heeft hij ook beschietingen meegemaakt, van de 22 foerage konvooien hebben ze 18 keer een beschieting gehad. Hierbij is medesoldaat Verstegen gesneuveld. De weg die het konvooi moest volgen was 30 km. lang en liep langs een rivier, er werden dan gaten in de weg gegraven als hindernis die dan weer door de bevolking dicht gemaakt moesten worden. Bij een aanval was ook de afspraak binnen hun groep dat een groep links en de andere rechts zou vluchten.

Foto met Jeu Billekens gemaakt op Tarakan mei 1948 Jeu herinnert zich nog een situatie waarbij hij het reserve magazijn v/d “bren” (een volautomatische lichte mitrailleur) bij zich had en bij de medesoldaat moest blijven. Plots hoorden ze een harde knal, er werd een trekbom afgetrokken waarbij een boom over de weg viel. Jeu en de compagnon zochten veiligheid maar toch werd zijn compagnon door twee scherven geraakt. In totaal zijn er 24 soldaten omgekomen in bataljon 3-11-RI. Ook was er een iemand die overliep, hij hing overal briefjes op dat de andere Nederlandse soldaten dat ook moesten doen. Er werd jacht op die persoon gemaakt maar ze kregen hem niet te pakken. Deze man had achteraf wel gelijk, maar men wist niet beter. In de periode dat Jeu in Oost-Indië was heeft hij wel een wapenstilstaand meegemaakt, maar de soldaten keerden terug naar Nederland toen de oorlog afgelopen was. Oost-Indië werd niet zelfstandig toen Jeu daar was, maar er gebeurde daar verder niets meer. “Men had er met een andere intentie naar toe moeten gaan” aldus Jeu. Vanuit de Nederlandse regering werd er weinig tot geen nazorg aangeboden. Soldij fl. 52,00 (zakgeld en gevarengeld) en fl.10,00 per maand als je in Oost-Indië was geweest. Dit geld werd uitgekeerd toen de soldaten weer terug in Nederland waren. En enkele jaren daarna ontving Jeu nog fl.1000,00 waar men veel moeite voor heeft gedaan om deze te krijgen. Tijdens hun verblijf in Oost-Indië werd het geld in roepia uitbetaald zodat het niet gewisseld hoefde te worden. Met dit geld kon je niet veel, er werd wel handel gedreven. De marine had Amerikaanse sigaretten en dan kregen we drie sloffen. Een hield je zelf en twee waren er voor ‘de chinees’, waar de soldaten dan gingen eten. Na 40 maanden, op 18 december 1949, begon de terugreis op het schip ‘De grote beer’, waarmee zij op 08-01-1950 weer in Nederland in Amsterdam aankwamen. Van daaruit werden ze met de bussen naar hun eigen woonplaats gebracht. De kist met persoonlijke spullen werd nagestuurd.

151 weergaven0 opmerkingen
  • Facebook
  • Youtube
bottom of page